Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. uitpluizen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitpluizen de neerlandés a sueco

uitpluizen:

uitpluizen verbo (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)

  1. uitpluizen (ontwarren; uitzoeken; ontraadselen; )
    reda ut; reda upp
    • reda ut verbo (reder ut, redde ut, rett ut)
    • reda upp verbo (reder upp, redde upp, rett upp)

Conjugaciones de uitpluizen:

o.t.t.
  1. pluis uit
  2. pluist uit
  3. pluist uit
  4. pluizen uit
  5. pluizen uit
  6. pluizen uit
o.v.t.
  1. ploos uit
  2. ploos uit
  3. ploos uit
  4. plozen uit
  5. plozen uit
  6. plozen uit
v.t.t.
  1. heb uitgeplozen
  2. hebt uitgeplozen
  3. heeft uitgeplozen
  4. hebben uitgeplozen
  5. hebben uitgeplozen
  6. hebben uitgeplozen
v.v.t.
  1. had uitgeplozen
  2. had uitgeplozen
  3. had uitgeplozen
  4. hadden uitgeplozen
  5. hadden uitgeplozen
  6. hadden uitgeplozen
o.t.t.t.
  1. zal uitpluizen
  2. zult uitpluizen
  3. zal uitpluizen
  4. zullen uitpluizen
  5. zullen uitpluizen
  6. zullen uitpluizen
o.v.t.t.
  1. zou uitpluizen
  2. zou uitpluizen
  3. zou uitpluizen
  4. zouden uitpluizen
  5. zouden uitpluizen
  6. zouden uitpluizen
en verder
  1. ben uitgeplozen
  2. bent uitgeplozen
  3. is uitgeplozen
  4. zijn uitgeplozen
  5. zijn uitgeplozen
  6. zijn uitgeplozen
diversen
  1. pluis uit!
  2. pluist uit!
  3. uitgeplozen
  4. uitpluizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitpluizen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
reda upp ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
reda ut ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken ontrafelen; ontwarren; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitzoeken