Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. verkleinen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verkleinen de neerlandés a sueco

verkleinen:

verkleinen verbo (verklein, verkleint, verkleinde, verkleinden, verkleind)

  1. verkleinen (kleiner maken; minimaliseren)
    minska; göra mindre
    • minska verbo (minskar, minskade, minskat)
    • göra mindre verbo (gör mindre, gjorde mindre, gjort mindre)
  2. verkleinen (verminderen; slinken; afnemen; )
    minska; sjunka; sänka; gå utför
    • minska verbo (minskar, minskade, minskat)
    • sjunka verbo (sjunker, sjönk, sjunkit)
    • sänka verbo (sänker, sänkte, sänkt)
    • gå utför verbo (går utför, gick utför, gått utför)
  3. verkleinen
    krympa
    • krympa verbo (krymper, krympte, krympt)
  4. verkleinen

Conjugaciones de verkleinen:

o.t.t.
  1. verklein
  2. verkleint
  3. verkleint
  4. verkleinen
  5. verkleinen
  6. verkleinen
o.v.t.
  1. verkleinde
  2. verkleinde
  3. verkleinde
  4. verkleinden
  5. verkleinden
  6. verkleinden
v.t.t.
  1. heb verkleind
  2. hebt verkleind
  3. heeft verkleind
  4. hebben verkleind
  5. hebben verkleind
  6. hebben verkleind
v.v.t.
  1. had verkleind
  2. had verkleind
  3. had verkleind
  4. hadden verkleind
  5. hadden verkleind
  6. hadden verkleind
o.t.t.t.
  1. zal verkleinen
  2. zult verkleinen
  3. zal verkleinen
  4. zullen verkleinen
  5. zullen verkleinen
  6. zullen verkleinen
o.v.t.t.
  1. zou verkleinen
  2. zou verkleinen
  3. zou verkleinen
  4. zouden verkleinen
  5. zouden verkleinen
  6. zouden verkleinen
diversen
  1. verklein!
  2. verkleint!
  3. verkleind
  4. verkleinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verkleinen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
sjunka wegzakken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gå utför afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
göra mindre kleiner maken; minimaliseren; verkleinen afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen
krympa verkleinen achteruitgaan; afnemen; afnemend; declineren; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; kleiner worden; krimpen; minder worden; schrompelen; slinken; slinkend; tanend
minska afnemen; inkrimpen; kleiner maken; krimpen; minder worden; minimaliseren; slinken; verkleinen; verminderen achteruitgaan; afkorten; afnemen; afnemend; dalen; declineren; denigreren; kleineren; lager maken; lenigen; minder worden; minderen; slinkend; tanen; tanend; terugdraaien; teruggaan; terugschroeven; verlagen; verlichten; verminderen; vervallen; verzachten
nedsampla verkleinen
sjunka afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen afnemen; dalen; declineren; doen zinken; lager worden; minder worden; minderen; naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaaggaan; onder water gaan; ondergaan; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen; zinken
sänka afnemen; inkrimpen; krimpen; minder worden; slinken; verkleinen; verminderen lager maken; neerbrengen; neerbuigen; verlagen
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
minska afname voorraad; vermindering

Wiktionary: verkleinen


Cross Translation:
FromToVia
verkleinen minska diminish — To make smaller
verkleinen minska diminish — To become smaller