Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. zwalken:


Neerlandés

Traducciones detalladas de zwalken de neerlandés a sueco

zwalken:

zwalken verbo (zwalk, zwalkt, zwalkte, zwalkten, gezwalkt)

  1. zwalken
    ströva omkring; driva omkring
    • ströva omkring verbo (strövar omkring, strövade omkring, strövat omkring)
    • driva omkring verbo (driver omkring, drev omkring, drivit omkring)

Conjugaciones de zwalken:

o.t.t.
  1. zwalk
  2. zwalkt
  3. zwalkt
  4. zwalken
  5. zwalken
  6. zwalken
o.v.t.
  1. zwalkte
  2. zwalkte
  3. zwalkte
  4. zwalkten
  5. zwalkten
  6. zwalkten
v.t.t.
  1. heb gezwalkt
  2. hebt gezwalkt
  3. heeft gezwalkt
  4. hebben gezwalkt
  5. hebben gezwalkt
  6. hebben gezwalkt
v.v.t.
  1. had gezwalkt
  2. had gezwalkt
  3. had gezwalkt
  4. hadden gezwalkt
  5. hadden gezwalkt
  6. hadden gezwalkt
o.t.t.t.
  1. zal zwalken
  2. zult zwalken
  3. zal zwalken
  4. zullen zwalken
  5. zullen zwalken
  6. zullen zwalken
o.v.t.t.
  1. zou zwalken
  2. zou zwalken
  3. zou zwalken
  4. zouden zwalken
  5. zouden zwalken
  6. zouden zwalken
diversen
  1. zwalk!
  2. zwalkt!
  3. gezwalkt
  4. zwalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zwalken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
driva omkring zwalken ronddarren; slungelen
ströva omkring zwalken dolen; neuzen; ronddolen; ronddwalen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; speuren; waren