Resumen
Sueco a neerlandés: más información...
- gap:
- GAP:
- Wiktionary:
Neerlandés a sueco: más información...
- GAP:
- gappen:
- Wiktionary:
Sueco
Traducciones detalladas de gap de sueco a neerlandés
gap:
Translation Matrix for gap:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
bek | gap; käft; mun; näbb | |
gaping | gap; hiatus; lucka | |
hiaat | gap; hiatus; lucka | |
lacune | gap; lucka; tomrum | |
leegte | gap; lucka; tomrum | tomhet |
leemte | gap; lucka; tomrum | |
muil | gap; käft; mun; näbb | slipper; toffla |
smoel | gap; käft; mun; näbb | fejs; nylle |
smoelwerk | gap; käft; mun; näbb | fejs; nylle |
waffel | gap; käft; mun; näbb |
Sinónimos de "gap":
Wiktionary: gap
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gap | → lacune; hiaat | ↔ hiatus — gap in a series |
• gap | → afgrond | ↔ abysse — géographie|fr région sous-marine très profonde, et plus particulièrement celle où ne parvenir plus la lumière solaire. |
• gap | → kloof; afgrond; bek; opening; muil | ↔ gouffre — cavité large et profonde, vide ou remplie d’eau. |
GAP:
-
GAP (Granular Audit Policy)
Translation Matrix for GAP:
Not Specified | Traducciones relacionadas | Other Translations |
GAP | GAP; Granular Audit Policy | |
Gedetailleerd controlebeleid (GAP) | GAP; Granular Audit Policy |
Neerlandés
Traducciones detalladas de gap de neerlandés a sueco
GAP:
Translation Matrix for GAP:
Not Specified | Traducciones relacionadas | Other Translations |
GAP | GAP; Gedetailleerd controlebeleid (GAP) | |
Granular Audit Policy | GAP; Gedetailleerd controlebeleid (GAP) |
gappen:
-
gappen (ontvreemden; stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; wegpikken; inpikken; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken)
-
gappen (stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen)
-
gappen (inpikken; pikken; ontfutselen; aftroggelen; bietsen; grissen; afpakken)
-
gappen (stelen; pikken; verduisteren; wegpikken; jatten; ontvreemden; verdonkeremanen; vervreemden; inpikken; wegkapen; achterhouden; achteroverdrukken; wegfutselen)
-
gappen (snaaien; stelen; wegpikken; weggraaien)
Conjugaciones de gappen:
o.t.t.
- gap
- gapt
- gapt
- gappen
- gappen
- gappen
o.v.t.
- gapte
- gapte
- gapte
- gapten
- gapten
- gapten
v.t.t.
- heb gegapt
- hebt gegapt
- heeft gegapt
- hebben gegapt
- hebben gegapt
- hebben gegapt
v.v.t.
- had gegapt
- had gegapt
- had gegapt
- hadden gegapt
- hadden gegapt
- hadden gegapt
o.t.t.t.
- zal gappen
- zult gappen
- zal gappen
- zullen gappen
- zullen gappen
- zullen gappen
o.v.t.t.
- zou gappen
- zou gappen
- zou gappen
- zouden gappen
- zouden gappen
- zouden gappen
en verder
- is gegapt
- zijn gegapt
diversen
- gap!
- gapt!
- gegapt
- gappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze