Interglot - fegis: resultados en sueco y neerlandés encontrados en el Diccionario de traducción Interglot

Resumen

Sueco a neerlandés: más información...

fegis:
- angsthaas; bangerd; bangerik; hazenpoot; lafaard; groentje; melkmuil; lafbek; zwakkeling
Wiktionary:
- fegis → lafaard, watje, slapjanus

Sueco

Traducciones detalladas de fegis de sueco a neerlandés

fegis (mes)
de angsthaas; de bangerd; de bangerik; de hazenpoot
- angsthaas [de ~ (m)] sustantivo
- bangerd [de ~ (m)] sustantivo
- bangerik [de ~ (m)] sustantivo
- hazenpoot [de ~ (m)] sustantivo
fegis (mes; hare; rookie)
de lafaard; het groentje; de melkmuil; de lafbek
- lafaard [de ~ (m)] sustantivo
- groentje [het ~] sustantivo
- melkmuil [de ~ (m)] sustantivo
- lafbek [de ~ (m)] sustantivo
fegis (vekling; mes; svag person)
de zwakkeling
- zwakkeling [de ~ (m)] sustantivo

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
angsthaas	fegis; mes
bangerd	fegis; mes
bangerik	fegis; mes
groentje	fegis; hare; mes; rookie	gröngöling; novis; nybörjare; nykomling; rookie
hazenpoot	fegis; mes
lafaard	fegis; hare; mes; rookie
lafbek	fegis; hare; mes; rookie
melkmuil	fegis; hare; mes; rookie
zwakkeling	fegis; mes; svag person; vekling

Cross Translation:

From	To	Via
• fegis	→ lafaard; watje; slapjanus	↔ coward — a person who lacks courage